Bijzonder jubileum: Maria werkt 50 jaar bij Pantein
16 jaar was ze, toen Maria Groothusen in 1974 binnenkwam als afdelingshulp. Een jaar later begon ze met haar tweejarige opleiding tot bejaardenverzorgende.
Eén dag per week naar school in Nijmegen en de rest van de week aan de slag in het pas geopende bejaardenhuis De Elsendonck in Boxmeer, in totaal 42,5 uur per week. “Als kind was ik altijd al aan het poppen wassen en haren kammen, dus het was geen verrassing dat ik in de zorg ging werken”, vertelt Maria. “Het zit ook wel in de familie, er werken er verschillende in de zorg”. Dit jaar is ze 50 jaar in dienst, over een jaar gaat ze met pensioen. “Ik ben al een beetje aan het afbouwen, ik werk nu 24 uur per week”.
Toen en nu
De mijlpaal is een mooi moment voor een terugblik. In vijftig jaar is er veel veranderd. “Er zit een groot verschil in hoe de mensen vroeger binnenkwamen en nu. De dames in donkere kleding, jurken en rokken, donkere panty’s, lange haren die werden ingevlochten of in een knotje gedraaid. De getrouwde dames noemden we mevrouw, de ongetrouwde mejuffrouw. We werkten met pen en papier en alleen het hoognodige werd opgeschreven. Langzamerhand verschenen er meer mensen met gekleurde kleding, zoals een fleurige blouse. Nu zie je ook ouderen met mobiele telefoons. Inmiddels gebeurt er veel digitaal.
Ook in de zorg is er veel veranderd. Vroeger konden mensen zich op hun 65e inschrijven voor het bejaardenhuis. De meeste ouderen stonden nog actief in het leven en als er plek was konden ze snel terecht. De mensen hadden grote gezinnen en er kwam veel bezoek. Kinderen woonden vaak in de buurt. Geleidelijk aan werden gezinnen kleiner en kinderen wonen nu vaak verder weg. Er is veel meer digitaal contact, bijvoorbeeld via Caren zorgt of beeldbellen.
Van bejaardenhuis naar zorgcentrum
Tegenwoordig spreken we niet meer van ‘bejaardenhuis’ maar ‘zorgcentrum’. Mensen wonen zo lang mogelijk thuis en verhuizen naar het zorgcentrum als thuis wonen echt niet meer lukt. Er wordt wel eens gezegd dat het werken in de zorg zwaarder is geworden omdat er nu meer verpleging nodig is, maar vergeet niet dat we vroeger niet over de hulpmiddelen beschikten die er nu allemaal zijn. Wij hadden geen tilliften, maar tilden iemand met twee personen uit bed. De ruimtes, zoals de douche, waren kleiner en krapper om in te werken en het bed stond in de kamer. Stokken, postoelen, aangepaste rolstoelen waren er allemaal nog niet, dat maakte het werk af en toe ook best zwaar.”
Eén groot gezin
Mooie herinneringen heeft ze aan de periode dat ze drie jaar in Orangerie werkte. De Elsendonck werd in 2008 gedeeltelijk afgebroken en maakte plaats voor nieuwbouw: Symfonie. 16 bewoners verbleven tijdelijk in Orangerie. “Daar was het echt kleinschalig wonen. Bewoners en personeel vormden als het ware één groot gezin. We deden alles met de bewoners samen: koken, boodschappen doen, in de tuin werken, samen tv kijken. Ook keken we naar reisfilmpjes die ik had gemaakt van mijn verre reizen naar o.a. Afrika en Zuid-Amerika. Als ik op reis ging, dan ging ik minimaal voor 6 weken maar soms ook voor 6 of 9 maanden. Ik zag dan de verschillen met andere landen, ook op het gebied van zorg. Wat dat betreft hebben we het in Nederland goed hoor”, vertelt ze.
Wie is de ander?
“Ik zie in mijn werk verschillende generaties. Ik zorg nu voor iemand van wie ik vroeger de oma nog heb verzorgd. Van een collega heb ik zelfs de overgrootmoeder nog verzorgd. Dan hebben we het over vier generaties. Als je me vraagt wat belangrijk is in de zorg, dan zeg ik altijd ‘Stel je voor dat je zelf in die stoel zit. Hoe zou jij behandeld willen worden?’ Als bewoners aangeven dat ze dingen graag zelf willen doen, laat het ze dan vooral zelf doen. We moeten niet alles willen overnemen of betuttelen, we gaan gelijkwaardig met elkaar om. En verder kijk je goed hoe iemand in elkaar steekt. De een deelt graag persoonlijke verhalen en houdt van fysiek contact, de ander juist niet. We zijn professionals, geen familie. Je hebt met iedere bewoner een andere band.”